Inleiding

Onderwijsbehoeften

In elke klas zitten kinderen met soms heel uiteenlopende onderwijsbehoeften. Het meest wenselijk is natuurlijk dat de differentiatie die daarvoor nodig is door de eigen klas geboden kan worden. Maar soms is het verschil met de doorsnee klasgenoot zo groot dat dat heel lastig wordt. 

 
Waarom lastig als verschil met doorsnee klasgenoot erg groot is?
Dat ligt voor de hand: de opdrachten die een kind, dat erg afwijkt van de doorsnee klasgenoot, nodig heeft, wijken ook erg af van de doorsnee opdrachten zoals die in de boekjes staan die zijn afgestemd op de gemiddelde leerling. Maar, zul je misschien tegenwerpen, de nieuwste methoden hebben tegenwoordig toch ook maatschriftjes of plusboeken! Klopt, maar dan zijn er wat betreft de nodige opdrachten nog twee problemen.
 
 
Probleem 1
Een leerkracht zal ook instructie en feedback moeten geven over de opdrachten uit deze schriftjes of boeken. En dit naast de (verlengde) instructie over de standaard opdrachten. De tijd van de leerkracht wordt hierdoor ongewenst sterk versnipperd, zeker als deze een combinatiegroep heeft (bijv. groep 4/5).
Probleem 2
Maar die schriftjes of boekjes zijn ook nog eens niet afdoende voor kinderen die twee standaard deviaties of meer afwijken van het gemiddelde. (Een IQ van 130 of meer, een IQ van 70 of minder.) Dan wordt het wel erg ingewikkeld voor leerkracht: hij of zij kan de tijd maar één keer gebruiken.
Probleem 3
Maar het vervelendst is nog wel het welbevinden van een kind dat zover “afwijkt”. Hij of zij komt in de eigen klas (of zelfs school) nooit eens iemand tegen waaraan hij of zij zich kan spiegelen. Onze eigen professor Frans Mönks heeft niet voor niets het belang van ontwikkelingsgelijken voor een positief en realistisch zelfbeeld aangegeven.